De scootmobiel als gezondheidsopgave (copy)

maatschappelijke ondersteuning

Foto: iStock/Teichert

De scootmobiel als gezondheidsopgave

Werken aan gezondheidsopgaven vraagt een breed perspectief en een brede benadering. Ook vanuit de Wmo kan en moet aan gezondheidsopgaven gewerkt worden. Een onderzoek naar de aanvraag van een scootmobiel laat deze potentie zien. 

DOOR David ter Avest en Anne Frederiks

Deel dit verhaal

Wat kan het sociaal domein bijdragen aan versterking van preventie in het gezondheidsdomein? Het gezondheidsbeleid is lange tijd ingestoken vanuit een zorgperspectief waarbij interventies voornamelijk gericht zijn op het individu.[1] De laatste jaren ontstaan er twee bewegingen waarin we zien dat het sociaal domein een sterkere rol kan en zou moeten spelen: een verschuiving naar een breder begrip van gezondheid én de toenemende aandacht voor een collectieve aanpak vanuit andere domeinen dan het zorgdomein.

Een breed begrip van gezondheid

Binnen de gezondheidszorg is de aandacht in eerste instantie gericht op het herstellen en voorkomen van individuele ziekten of schades, in plaats van op gezondheid in het algemeen. Medische maakbaarheid staat centraal [2], waardoor gezondheid een statisch ‘medisch’ begrip lijkt. Maar gezondheid gaat niet alleen over beweging en voeding, maar ook over zingeving en over een sociale en gezonde leefomgeving. Een concept als Positieve gezondheid (zie kader) biedt een meer dynamische opvatting van het begrip gezondheid. Gezondheid als dynamisch begrip vraagt een brede kijk en zodoende ook een brede aanpak van gezondheidsopgaven. 

 

Positieve gezondheid

In 2011 stellen Huber en collega’s de WHO-definitie van gezondheid, waarbij de focus ligt op ziekte in plaats van gezondheid, ter discussie. In plaats daarvan komt Huber met een breder begrip van gezondheid – Positieve Gezondheid – waarbij gezondheid wordt omschreven als ‘het vermogen om aan te passen en eigen regie te voeren, in het licht van sociale, lichamelijke en geestelijke uitdagingen’[3]. Deze benadering kan rekenen op zowel veel kritiek – zoals op de conceptuele en methodologische verantwoording – als navolging in de uitvoeringspraktijk.

Collectieve maatregelen

Met de decentralisaties in het sociaal domein is de individuele ondersteuningsbehoefte van de burger centraal gaan staan en is de nadruk komen te liggen op het individu.[4] In het bijzonder is de Wmo, ondanks oorspronkelijke ideeën over preventie en sociale samenhang, sterk gericht op individuele hulpverlening, zoals de focus op zelfredzaamheid en individuele voorzieningen. 

De laatste jaren zien we dat de aandacht voor de aanpak van gezondheidsopgaven verschuift van het individuele niveau naar het collectieve niveau. Deze zoektocht naar collectieve oplossingen brengt ons tot ver buiten het zorgdomein, zoals bij het onderwijs, bestaanszekerheid, de inrichting van onze leefomgeving[5] en een sterke sociale basis[6].

Lokaal en wijkgericht

Zo zien we in de regio waar wij actief zijn nieuwe functies en rollen ontstaan die bijvoorbeeld bewegen met bestaanszekerheid verbinden of de schakel vormen tussen welzijn en huisarts. Daarnaast zien we nieuwe initiatieven die, vaak uit minder voor de hand liggende disciplines, werken aan de gezondheid van bewoners. Initiatieven vanuit onder meer de sport, kunst en cultuur, met aandacht voor bijvoorbeeld ontmoeting, mentaal welzijn en zingeving. Deze functies, rollen en initiatieven zijn vaak wijkgericht en zodoende passend bij de dagelijkse leefomgeving van bewoners.[7] 

 

Onderzoek scootmobiel

Ook liggen binnen de invloedsferen van de Wmo kansen voor gemeenten en uitvoering om bij te dragen aan gezondheidsopgaven. Vanuit de Werkplaats Sociaal Domein Zuid-Holland Zuid (zie kader) is in 2022 een onderzoek gestart naar een specifieke Wmo-voorziening: de scootmobiel. Op het oog een ‘kleine’ interventie, maar de eventuele toekenning van deze rolvoorziening – terugdraaien gebeurt in principe niet – kan grote gevolgen hebben voor iemands gezondheid op de langere termijn.

 

Werkplaats Sociaal Domein

De Werkplaats Sociaal Domein Zuid-Holland Zuid is een van de vijftien werkplaatsen in Nederland. In de werkplaats verkennen praktijk, beleid en onderwijs samen vraagstukken op het snijvlak van het sociaal domein en het gezondheidsdomein. Het onderzoek naar de scootmobiel is een gezamenlijke inspanning van gemeente Rotterdam, gemeente Capelle a/d IJssel, BAR-organisatie, Sociale Dienst Drechtsteden, Rogplus, Welzijn Capelle, Hogeschool Inholland en Hogeschool Rotterdam.

Lineair proces

De aanvraag van een hulpvoorziening als een scootmobiel is momenteel een lineair proces. Iemand kan zich bijvoorbeeld niet verder dan 100 of 200 meter zelfstandig verplaatsen en dient een aanvraag voor een scootmobiel in. Vervolgens volgt een (keukentafel)gesprek met een Wmo-consulent of Wmo-adviseur[8] waarin de aanvraag wordt beoordeeld. Los van onderlinge verschillen tussen gemeenten en uitvoeringsorganisaties verloopt de huidige aanvraag in grote lijnen op deze wijze.

Als we kijken naar de huidige situatie zien we bij de uiteindelijke toekenning van scootmobielen drie kwesties die ons opvallen. Allereerst het gebruik. Zowel landelijk als in onze eigen regio zien we een stijging van het aantal gebruikers van een scootmobiel. Dit is deels te verklaren door demografische ontwikkelingen en het langer thuis-beleid, maar de aantallen blijven in alle gemeenten gestaag oplopen. 

De scootmobiel creëert een afhankelijkheidssituatie en belemmert iemands herstel.

Ten tweede zagen we in Rotterdam dat in 2018 ruim een derde van het totaal aantal scootmobielen werd verstrekt aan bewoners in de leeftijdscategorie 50-66 jaar, terwijl het landelijk gebruik van scootmobielen wordt gedomineerd door 75-plussers. Ten derde kan de scootmobiel in specifieke gevallen een negatief, anti-revaliderend effect hebben. De scootmobiel creëert een afhankelijkheidssituatie en belemmert iemands herstel, conditieopbouw en lichaamsbeweging. Een scootmobiel wordt in de praktijk immers zelden teruggegeven. 

In een verkennend onderzoek zagen we dat Wmo-consulenten – die een zekere mate van beslisruimte genieten – zich bewust zijn van het belang van vitaliteit, leefstijl en bewegen, maar dat deze onderwerpen tijdens een aanvraag nauwelijks ter sprake komen. Daarnaast viel op dat onvoldoende gebruik wordt gemaakt van doorverwijzing noch uitwisseling van kennis en ervaringen tussen de Wmo-consulenten, welzijn en het voorliggend veld.[9]

Van mobiliteit naar vitaliteit

Op basis van deze drie kwesties en vanuit de verwachting dat er kansen liggen om met een brede(re) blik en met verschillende disciplines samen te werken aan gezondheid is antwoord gezocht op het vraagstuk: op welke wijze kunnen Wmo-consulenten in gesprek met cliënten een bredere uitvraag doen door bewegen en leefstijl mee te nemen in het gesprek, passend bij het lokale aanbod en de wensen van de doelgroep? 

Voor de betrokken partijen is de scootmobiel een kans om met verschillende partijen niet alleen een mobiliteitsprobleem, maar ook een vitaliteitsprobleem aan te pakken wanneer je meer kijkt naar de context en de mogelijkheden van bewoners.

Samenwerking met studenten

In samenwerking met studenten van de opleidingen verpleegkunde, fysiotherapie, ergotherapie en social work van Hogeschool Rotterdam is onderzoek gedaan onder drieëntwintig bewoners met een scootmobiel en tien Wmo-consulenten. In de eerste fase is samen met Wmo-consulenten onderzocht hoe de huidige aanvraag verloopt en met bewoners geëvalueerd hoe het huidige (keukentafel)gesprek wordt ervaren. 

In een tweede fase is een nieuwe gesprekstool ontwikkeld, getest in de praktijk en vervolgens samen met de Wmo-consulenten geëvalueerd. Ten slotte zijn met betrokkenen uit beleid, praktijk en onderwijs twee focusgroepen georganiseerd om de onderzoeksresultaten te duiden en te vertalen naar de eigen werkpraktijk.

Bewoners aan het woord

De geïnterviewde bewoners waren tussen de 57 en 97 jaar, waarbij de scootmobiel gemiddeld genomen op 60-jarige leeftijd is toegekend. De respondenten gaven aan in grote mate tevreden tot zeer tevreden te zijn over de toekenning van en het gesprek over de scootmobiel. Wel gaven enkele bewoners aan dat het wel echt uitmaakt wie je voor je hebt of je de scootmobiel wel of niet krijgt toegewezen. 

 

Tijdens het gesprek is niet tot nauwelijks gesproken over alternatieven zoals een driewielfiets of handfiets. Foto: Van Raam Easy Rider.

Hierbij vallen de ervaren verschillen op tussen én binnen gemeenten, aangezien elke gemeente op eigen wijze invulling geeft aan de uitvoering van de Wmo en haar eigen beleidsregels opstelt. Zo is de zeer beperkte loopafstand in sommige gemeenten gedefinieerd op maximaal 100 meter en in andere gemeenten op minder dan 200 meter. En gaven bewoners aan dat na verhuizing naar een buurgemeente de toegekende scootmobiel in sommige gevallen opnieuw moest worden aangevraagd.

Alternatieven geen onderwerp

Voor de aanvraag spraken bewoners doorgaans met enkel een Wmo-consulent en in sommige gevallen ook met een huisarts of fysiotherapeut. Bewoners gaven unaniem aan dat tijdens het gesprek met de Wmo-consulent niet is gesproken over eventuele ondersteunende (welzijns)voorzieningen in de buurt. Ook kwamen de onderwerpen bewegen, leefstijl en welzijn niet tot nauwelijks voor tijdens de gesprekken, al gaf ruim een kwart aan regelmatig structureel te bewegen en maakte ruim de helft al gebruik van het welzijnsaanbod. 

De respondenten gaven aan dat tijdens het gesprek niet tot nauwelijks is gesproken over alternatieve rolvoorzieningen, zoals een driewielfiets of handfiets. En hierbij benadrukten zij dat ze hier waarschijnlijk ook niet voor open hadden gestaan, want de persoonlijke focus tijdens het gesprek lag op het toegekend krijgen van een scootmobiel.

Wmo-consulent aan het woord

Voor de aanvraag spraken bewoners doorgaans met enkel een Wmo-consulent en in sommige gevallen ook met een huisarts of fysiotherapeut. Bewoners gaven unaniem aan dat tijdens het gesprek met de Wmo-consulent niet is gesproken over eventuele ondersteunende (welzijns)voorzieningen in de buurt. Ook kwamen de onderwerpen bewegen, leefstijl en welzijn niet tot nauwelijks voor tijdens de gesprekken, al gaf ruim een kwart aan regelmatig structureel te bewegen en maakte ruim de helft al gebruik van het welzijnsaanbod. 

De respondenten gaven aan dat tijdens het gesprek niet tot nauwelijks is gesproken over alternatieve rolvoorzieningen, zoals een driewielfiets of handfiets. En hierbij benadrukten zij dat ze hier waarschijnlijk ook niet voor open hadden gestaan, want de persoonlijke focus tijdens het gesprek lag op het toegekend krijgen van een scootmobiel.Uit de interviews en het meelopen in de praktijk met de Wmo-consulenten is te constateren dat zij bij geen van de betrokken gemeenten en uitvoeringsorganisaties structureel werken met een (gestandaardiseerde) gesprekstool. De huidige aanvraaggesprekken geschieden veelal op basis van ervaring. Uit de interviews met de Wmo-consulenten blijkt bovendien dat de meerwaarde van een gestandaardiseerde vragenlijst, topiclijst, routekaart of dergelijke gesprekstool niet wordt gezien. Behalve, zo wordt gezegd, voor beginnende Wmo-consulenten.

Wmo-consulenten gaven aan zich bewust te zijn van het belang van vitaliteit en voorliggende voorzieningen, maar dat dergelijke onderwerpen snel ondergesneeuwd raken in het gesprek. De gesprekken zijn bovendien, sinds de coronapandemie, soms ook online of telefonisch. Wat betreft alternatieve vervoersmiddelen of het beweeg- en leefstijlaanbod kunnen we concluderen dat hier, los van financiële obstakels, niet of nauwelijks over wordt gesproken tijdens het (keukentafel)gesprek. 

De focus van bewoners op het toegekend krijgen van de scootmobiel speelt hierbij wellicht een rol. Consulenten gaven aan soms naar andere disciplines door te verwijzen, maar van hechte samenwerking of warme overdracht is sporadisch sprake. Kortom, mede door de focus op het wel of niet toekennen van een scootmobiel lijkt het gesprek weinig opening te bieden voor alternatieve voorzieningen en verdere samenwerking met het welzijns-, beweeg- en leefstijlaanbod.

Nieuwe gesprekstool 

Zoals genoemd geniet de Wmo-consulent een zekere mate van beslisruimte en wordt door hen, in de regio waarin onze samenwerkingspartners actief, zijn, geen standaard gesprekstool gehanteerd. Enerzijds begrijpelijk met het oog op maatwerk, anderzijds bestaat het risico op willekeur en een beperkt blikveld. In een volgende fase van het onderzoek zijn verschillende vragenlijsten ontwikkeld, getest en samen met de Wmo-consulenten geëvalueerd en aangescherpt. 

 

De twee ontwikkelde groslijsten zijn positief ontvangen.

Met het idee dat dit mogelijk kan leiden tot een ander gesprek. Een gesprek met een bredere inventarisatie van beperkingen en mogelijkheden om bewoners te motiveren om ook open te staan om te werken aan vitaliteit. Breder kijken betekent in deze ook dat je kijkt naar het netwerk van de aanvrager, naar collectieve voorzieningen en ontmoetingsplekken in de wijk en dat je het lokale welzijnswerk vroegtijdig betrekt. Om daarmee aan te sluiten op de daadwerkelijke fysieke, mentale en sociale behoeften van de aanvrager – waarvoor de scootmobiel niet altijd de juiste oplossing biedt. 

Nieuw en relevant 

De ontwikkelde vragenlijsten bevatten verschillende topics, in eerste instantie gericht op iemands fysieke, mentale en sociale toestand, vervolgens pas op de scootmobiel zelf. De ontwikkelde vragenlijsten worden wisselend gewaardeerd door de Wmo-consulenten. Enerzijds geven zij aan dat veel van de opgenomen topics basiskennis betreft, die je als consulent ‘gewoon’ moet weten. 

Anderzijds wordt een dergelijke vragenlijst zeker handig geacht als geheugensteuntje, maar niet als leidraad. Enkele toegevoegde topics, zoals lichamelijke capaciteiten, leefstijl, verkeersveiligheid en de stalling van de scootmobiel, werden door de consulenten als nieuw en relevant ervaren. Daarnaast zijn twee ontwikkelde en bijgevoegde groslijsten positief ontvangen: één met een overzicht van alternatieve hulpvoorzieningen en een tweede met een overzicht van professies waarnaar verwezen kan worden, zoals de maatschappelijk werker en diëtist. 

Generieke gesprekstool

Het onderzoek naar de aanvraag van de scootmobiel kwam voort uit de zoektocht naar de bijdrage van het sociaal domein in het werken aan gezondheidsopgaven. Vanuit een brede blik op gezondheid en met een domeinoverstijgende insteek is door beleid, praktijk en onderwijs gezamenlijk verder gekeken dan die ene individuele hulpvraag. Ondanks verschillen in beleidsregels, financiële en ruimtelijke mogelijkheden (denk aan de stalling van scootmobielen) tussen én binnen gemeenten kan een dergelijke vragenlijst eenduidigheid aanbrengen, samenwerking stimuleren en beter aansluiten op de mogelijkheden van bewoners.

Een volgende stap is dat de gemeenten, uitvoeringsorganisaties en hogescholen de vragenlijsten samen doorontwikkelen tot een routekaart, met de groslijsten als belangrijke bron van informatie. Hiermee wordt niet alleen een gesprekstool geboden voor de aanvraag van de scootmobiel, maar één generieke gesprekstool die passend is bij alle Wmo-maatwerkvoorzieningen, met aan het einde vragen die gericht zijn op een specifieke maatwerkvoorziening. De ontwikkelde gesprekstool is hierbij geen doel op zich – professionele ruimte en maatwerk moeten mogelijk blijven – maar wel een middel om te komen tot interdisciplinaire samenwerking en een breder gesprek. Een gesprek waarin vanuit een brede context wordt aangesloten bij de mogelijkheden van de bewoners en waarbij maatwerk wordt gezocht binnen en in samenhang met collectieve oplossingen.

David ter Avest is docentonderzoeker bij Hogeschool Inholland. Anne Frederiks is docentonderzoeker bij Hogeschool Rotterdam.

Noten

[1] Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (2020). Gezondheidsverschillen voorbij.

[2] Walg, C. (2019). Een andere kijk op gezondheid en zorg. Bijblijven, 35(8), 59-69.

[3] Huber, M. (2013). Naar een nieuw begrip van gezondheid: Pijlers voor Positieve Gezondheid. Tijdschrift voor de gezondheidswetenschappen, 91(3), 32-35.

[4] Bredewold, F., Duyvendak, J. W., Kampen, T., Tonkens, E. & Verplanke, L. (2018). De verhuizing van de verzorgingsstaat. Uitgeverij Van Gennep.

[5] Zie 1.

[6] Engbersen, R. & Sprinkhuizen, A. (2022). Sociale basis. Lexicon nabij sociaal werk (versie 2.0). Movisie/Werkplaatsen Sociaal Domein.

[7] Ter Avest, D. (2022). Inspiratiebundel Gezond & sociaal in de regio. Werkplaats Sociaal Domein Zuid-Holland Zuid.

[8] In de betrokken gemeenten worden verschillende functietitels gehanteerd, waaronder Wmo-consulent, Wmo-adviseur en klantmanager Wmo.

[9] Ter Avest, D. & Van Oudheudsen, C. (2021). De uitgifte van de scootmobiel. Werkplaats Sociaal Domein Zuid-Holland Zuid.

Meer lezen in de rubriek maatschappelijke ondersteuning?


    Warning: Undefined array key -1 in /var/hpwsites/u_twindigital_html/website/html/webroot/sociaalbestekpremium.nl/wp-content/plugins/diziner-core/lib/TwinDigital/Diziner/Core/Post.php on line 965
  • De scootmobiel als gezondheidsopgave (copy)

    Vorige artikel

    Warning: Undefined array key 0 in /var/hpwsites/u_twindigital_html/website/html/webroot/sociaalbestekpremium.nl/wp-content/plugins/diziner-core/lib/TwinDigital/Diziner/Core/Post.php on line 928
  • De scootmobiel als gezondheidsopgave (copy)

    Volgende artikel

Sociaal Bestek is een uitgave van Virtùmedia.

Redactie

Yvet Bommeljé, voorzitter redactie
János Betkó, lid
Margaretha Buurman, lid
Marcel van Druenen, lid
Stan Verhaag, lid
Codrik van de Wetering, lid
Tea Keijl, eindredacteur
Thomas van Roijen, webredacteur
Email

Klantenservice

Virtùmedia
Postbus 595
3700 AN Zeist
+31 (0) 85 040 74 00
Email