Inzichten uit Drents kansencoach-project en onderzoek (copy)

armoede en schulden

Foto: iStock/monkeybusinessimages

Kansenongelijkheid: regionale duiding en aanpak nodig

Inzichten uit Drents kansencoach-project en onderzoek

Structureel de bestaanszekerheid verbeteren lukt alleen met meer kansengelijkheid onder jongeren. Dit vraagt breder kijken naar talentontwikkeling dan alleen naar onderwijsprestaties en inkomenspositie van ouders, zo een leert Drents armoedeonderzoek. Het blijkt ook uit de praktijk van de ruim dertig kansencoaches die bij elf gemeenten aan de slag zijn.

DOOR Keimpe Anema

Deel dit verhaal

Vertellen naast tellen

Dat opgroeien en leven in armoede nadelig kan uitpakken op het welzijn en welbevinden dringt steeds verder door in het collectieve bewustzijn. Grotendeels dankzij persoonlijke verhalen van mensen die in hun kindertijd de gevolgen van armoede zelf hebben ervaren. Toch blijkt het vooralsnog lastig om die bredere gevolgen zoals het gevoel van stress, schaamte of gemiste levenskansen te vangen in monitoren, die op hun beurt vaak de basis vormen voor het (politieke) armoededebat.[2] Dat is een probleem, want onderzoek in de voormalige Veenkoloniën laat zien dat juist die bredere gevolgen cruciaal zijn om aan te sluiten op de belevingswereld van inwoners.

De meeste kinderen vinden het belangrijk dat er iemand buiten het gezin is om mee te praten.

Voor sommige gezinnen in armoede voelen sociale uitsluiting, gezondheidsverschillen, somberder toekomstperspectief of verstoorde sociale relaties als grotere problemen aan dan het feitelijke geldgebrek.[3] Het bewustzijn van die achterstandspositie voert daarbij steevast de boventoon. Dit sluit aan bij landelijk onderzoek waarin mensen aangeven dat ze door schulden en een laag inkomen ervaren dat bepaalde kansen niet voor hen zijn weggelegd of niet serieus genomen worden.[4] Zoals het halen van een diploma, vinden van een baan met voldoende uren en werkzekerheid, het werken aan de eigen gezondheid of schuldenvrij door het leven te kunnen gaan.

Dit geldt sterker voor minderjarige kinderen die opgroeien in armoede. Zij zijn doorgaans negatiever over hun eigen leven, zijn minder tevreden over de omgeving waarin zij opgroeien en missen de zekerheid voor het maken van toekomstkeuzes, zo laat onderzoek van de Kinderombudsman zien.[5] De meeste kinderen vinden het belangrijk dat er iemand buiten het gezin is om mee te praten. Zoals iemand die kan helpen en je wegwijs maken, bijvoorbeeld wanneer je de eerste uit je familie bent die een opleiding op mbo-niveau 4 wil volgen, op kamers gaat of in een nieuwe beroepsgroep aan de slag wil.

Kansenongelijkheid

Dat niet alle kinderen gelijke kansen hebben en ervaren komt ook buiten het armoededebat steeds scherper in beeld. Allerlei onderzoeken, waaronder de welbekende Kansenkaart laten zien dat kansenongelijkheid sterk samenhangt met waar je wieg staat en de opleiding en inkomenspositie van ouders.[6] Kinderen die opgroeien in een gezin met een laag inkomen, lopen als volwassene een grotere kans op een laag inkomen of zelfs armoede. Eén verklaring is dat ouders met een smalle beurs niet vanzelfsprekend dezelfde kansen op ontplooiing op educatief, sociaal, sportief of cultureel vlak kunnen bieden of simpelweg hier minder vertrouwd mee zijn.[7]

 

Dat een laag inkomen niet overal en in dezelfde mate negatief uitpakt is een belangrijk aanknopingspunt.

Deze beelden kloppen in grote lijnen, maar zijn ook behoorlijk grofmazig. Zo kleuren grote delen van Nederland op de kansenkaart rood als het gaat om inkomen, schooladvies en schoolprestaties in groep acht zoals rekenen, taal en schrijven. Vooral het noorden van Nederland en delen van Limburg en Twente springen hierbij in het oog. Dit overlapt met statistieken die het CBS bijhoudt over de feitelijke en verwachte onderwijsachterstanden.[8]

Wie dieper graaft ziet echter een belangrijke nuance. Zo laat Drents onderzoek naar kansenongelijkheid zien dat schoolprestaties niet volledig te verklaren zijn door de inkomenspositie van ouders. Onder leerlingen van ouders met een laag inkomen zijn er gemeentelijke verschillen in het reken-, taal-, en schrijfniveau.[9] Dat een laag inkomen niet overal en in dezelfde mate negatief uitpakt is een belangrijk aanknopingspunt om kansenongelijkheid beter te duiden én uiteindelijk aan te pakken.

Ontwikkelingskansen

Die verschillen zijn nog niet goed te verklaren en vragen om een bredere kijk op ontwikkelingskansen. Eén denkrichting is dat die kansen nauw samenhangen van het aanbod en toegang van voorzieningen zoals een sport- of cultuurpas. Landelijk onderzoek laat zien dat dit aanbod lokaal nogal verschilt en dat dit aanbod bovendien vaak onvoldoende gebruikt wordt.[10] Dit kan komen uit een gevoel van schaamte, wantrouwen, teleurstellende ervaringen met de dienstverlening vanuit sociale diensten of door belemmerende opvattingen zoals dat meedoen aan bijvoorbeeld muziekonderwijs ‘niet voor hen is weggelegd’.[11] Soms hebben ouders ook andere verwachtingen, zoals sommige praktisch geschoolde ouders die meer waarde zien in het werken met je handen en op jonge leeftijd geld verdienen.

In landelijk beleid wordt geprobeerd om deze situatie te verbeteren, maak vaak gebeurt dit vanuit de aanname dat in grote lijnen hetzelfde belangrijk is voor alle gezinnen in armoede. Werk dat meer lonend is, financiële educatie en een pauze op schulden zijn belangrijke componenten in de landelijke aanpak.[12] Daarin krijgen gemeenten steevast de opdracht om proactief de doelgroep te bereiken en om ouders zo goed mogelijk te begeleiden naar een betaalde baan.[13] Drents armoedeonderzoek leert dat we hiermee de ondersteuningsbehoefte teveel plat slaan.[14] Sommige ouders zijn welwillend om hulp te aanvaarden of ervaren soms zelf (meer) mogelijkheden. Andere staan wantrouwend tegenover professionele hulpverlening, vaak gebaseerd op eigen ervaring uit het verleden of negatieve verhalen uit hun sociale omgeving. Bijgevolg is een hulpaanbod dat vaak onvoldoende aansluit op de behoeften van ouders en het kind.[15] Dit maakt de geboden hulp minder effectief en soms zelfs contraproductief.

Drentse kansencoaches

Terugkerend aandachtspunt uit onderzoek is dat het kansrijker is om oplossingen mét gezinnen in armoede te ontwikkelen.[16] In relatie tot het onderwijs wordt gerefereerd aan de samenwerking met ouders onder de noemer ‘educatief partnerschap’. Bij elf Drentse gemeenten zijn in het kader van het project Kansen4Kinderen ruim dertig kansencoaches aan het werk en zijn meer dan tachtig scholen aangesloten. Dit project is gestart binnen de Regio Deal Zuid- en Oost-Drenthe en is via de Sociale Agenda van de provincie Drenthe in 2021 over heel Drenthe uitgerold.[17]

 

Kansencoaches zijn aanwezig binnen de school en leggen laagdrempelig contact met het schoolteam, ouders en leerlingen.

De kansencoaches ondersteunen de school bij het ontwikkelen van een optimale samenwerking met ouders. De focus is en blijft daarbij de talentontwikkeling van leerlingen. Ook als er thuis bijvoorbeeld spanning en stress is door een stroeve verhouding met de school. De vraag is dan niet ‘wat er aan de hand is’, maar hoe juist in die situatie de ouders en school kunnen samenwerken om het kind een optimale kans op ontwikkeling te geven. De kansencoach vervult daarbij drie belangrijke rollen.[18] Dit is het verbinden tussen ouders, leerling en school, het toevoegen van specialistische kennis over psychosociale vraagstukken (zoals sociale veiligheid en groepsdynamiek) en mediator bij stagnerende of verstoorde samenwerking.

Kansencoaches zijn aanwezig binnen de school en leggen laagdrempelig contact met het schoolteam, ouders en leerlingen. Zij doen dit als lid van het schoolteam en niet als hulpverlener. Dit is belangrijk, want hierdoor is de drempel om de kansencoach te vragen om mee te denken bij zorgen of vragen lager vergeleken met de gebruikelijke hulpverlening. Dit speelt vooral bij gezinnen die in het verleden teleurstellende ervaringen hebben met dienstverlening van bijvoorbeeld het UWV, de jeugdzorg of de sociale dienst. Door deze ervaringen zijn zij vaak wantrouwend tegenover hulpverlening, maar wordt in de praktijk de kansencoach als laagdrempelig en vrij toegankelijk ervaren. Zo is er geen aanmelding of ingevuld formulier nodig om een vraag te stellen.

Ervaringen opdoen

Een andere succesfactor is dat de kansencoach breed en open kijkt naar oplossingen door samen een plan te bedenken. Daarbij is de kunst om breder te kijken naar de gebruikelijke onderwijsprestaties zoals het begrijpend lezen, schrijven en rekenen. De crux is dat wordt gekeken naar datgene wat ouders en de sociale omgeving wél kunnen bieden. Een voorbeeld hiervan zijn ouders die laaggeletterd zijn of de Nederlandse taal onvoldoende machtig zijn. In die situatie kun je weliswaar benoemen dat voorlezen van Nederlandse leesvoer aan een jong kind belangrijk is. Soms is echter de uitkomst dat andere opties kansrijker zijn, ook al leidt dit niet direct tot betere (meetbare) onderwijsprestaties in het hier en nu. Zoals het voorlezen uit een prentenboek zonder tekst of een laagdrempelige ontmoetingsplek voor ouders om opvoedervaringen uit te wisselen. Verder organiseren de kansencoaches ook leuke en leerzame activiteiten zoals muziek maken of websites bouwen. Zulke activiteiten zijn juist voor kinderen uit arme milieus relevant, want zij komen hier doorgaans minder snel mee in aanraking.

Deze praktijkervaringen leren dat deze aanpak gunstig uitpakt zoals minder thuiszitters en dat leerlingen vaker het vervolgonderwijs kiezen dat past bij hun kwaliteiten en drijfveren. Er zijn situaties waarin de inzet van de kansencoach leidt tot het eerder inschakelen van professionele hulp, terwijl in andere gevallen dat juist niet meer nodig blijkt. Wat daarbij in het oog springt is dat een lagere schoolprestatie niet altijd de grootste uitdaging is. Soms is de belangrijkste stap dat een kind (weer) met plezier naar school gaat en leren leuk vindt.[19] Dit beeld komt ook terug in wetenschappelijk onderzoek naar intergenerationele armoede in de voormalige Veenkoloniën.[20] Als kind het ineens helemaal anders doen dan je (groot)ouders qua werk, wonen of studie blijkt soms een pittige stap. Dit vraagt soms om een rolmodel of iemand die als gids meedenkt over toekomstkeuzes die vaak buiten het vertrouwde en de eigen sociale kring liggen.

Trendbreuk

Tegen deze achtergrond is het belangrijk om breder te kijken naar ontwikkelingskansen en leerroutes om aan te sluiten op de regionale praktijk. Dit klinkt vanzelfsprekend op het niveau van een wijk of school, maar laat zich moeilijk vertalen naar de monitoring van kinderarmoede en de landelijke streefcijfers. Dat een kind (weer) met plezier naar de basisschool hoeft niet direct een betere onderwijsprestatie op te leveren, laat staan een betere inkomen in het latere leven dan zijn ouders. Toch zijn zulke verbeteringen in het welbevinden, de sociaalemotionele ontwikkeling en basisvaardigheden onmisbaar voor het veerkrachtig en gezond opgroeien.

Hierin schuilt de uitdaging hoe we de optimale talentontwikkeling van kinderen beter kunnen koppelen aan armoedeontwikkeling. Het accent op basisvaardigheden en streefnormen voor onderwijsprestaties zoals rekenen, taal en schrijven een startpunt, maar niet afdoende. Wie breder kijkt ziet een soortgelijke uitdaging bij het waarderen van ontwikkelpotenties van praktisch geschoolden. In een arbeidsmarkt waarin diploma’s en certificaten nog altijd belangrijk zijn, blijft informeel leren op de werkvloer of in het verenigingsleven lastig op waarde te schatten. Terwijl dat juist voor praktisch geschoolden dé belangrijkste en meer voorkomende manier is waarop zij zich ontwikkelen.[21] Dit is relevant, want van veel kinderen in armoede zijn de ouders laagopgeleid.

Los van de vraag of in 2025 het is gelukt om de kinderarmoede te halveren, blijft een lange termijnstrategie onmisbaar. Daarin is een andere manier van monitoren onmisbaar om de inzet en praktijkresultaten goed te kunnen waarderen, zoals datgene wat een kansencoach in Drenthe doet. Enkele alternatieven zijn de kansarmoede-index van onze zuiderburen in België of een nadrukkelijkere koppeling met kansenongelijkheid.

Keimpe Anema is adviseur sociaal domein bij de Provincie Drenthe en richt zich op het speerpunt Kansengelijkheid uit de Sociale Agenda.

Dit artikel is tot stand gekomen met medewerking van Peter Voerman, voormalig beleidsadviseur van de provincie en initiatiefnemer van het project Kansen4Kinderen, en met medewerking van Peter Stam, projectleider Kansen4Kinderen.

Noten

[1] Centraal Planbureau (2022). Concept-Macro-Economische Verkenning 2023 (augustus).

[2] CPB, SCP en CBS (2018). Verkenning eenduidige indicatoren kinderarmoede.

[3] Trendbureau Drenthe (2021). Diversiteit in generatiearmoede.

[4] Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving (2021). Gezichten van een onzeker bestaan.

[5] Kinderombudsman (2017). Alle kinderen kansrijk

[6] Erasmus University Rotterdam (2020). Nieuwe interactieve KansenKaart toont kansenongelijkheid in Nederland.

[7] Sociaaleconomische Raad (2021). Gelijke kansen in het onderwijs. Structureel investeren in kansengelijkheid voor iedereen.

[8] Centraal Bureau voor de Statistiek (2022). Verwachte onderwijsachterstanden per gemeente, 2021.

[9] CMO STAMM (2021). Nulmeting Gelijke Kansen.

[10] Defence for Children (2019). Kansen voor kinderen: een postcodetombola?

[11] Trendbureau Drenthe (2019). 50 stemmen van mensen in armoede en schulden. Onderzoek naar ervaringen met de dienstverlening.

[12] Kamerbrief, ‘Aanpak geldzorgen, armoede en schulden’, d.d. 12 juli 2022.

[13] Centraal Planbureau & Sociaal Cultureel Planbureau (2020). Kansrijk armoedebeleid.

[14] Trendbureau Drenthe (2021). Diversiteit in generatiearmoede.

[15] De Beleidsonderzoekers (2021). Kansrijk armoedebeleid voor kinderen.

[16] Wheeler, J., Cabié, M. C., Pankrosnis, R., Dierolf, K., Hoorn, S. van der, Sundman, P., Hjerth, M., Schwab, M., Wolf, F., & van der Hoorn, S. (2021). Theorie van de Oplossingsgerichte Praktijk.

[17]  Zie ‘Sociale Agenda 2020-2023’ van de provincie Drenthe

[18]  Stichting Leren en Leven (2021). Kansencoach. Rollen, taken en competenties.

[19]  Provincie Drenthe, ‘Samen werken aan een sociaal Drenthe’, d.d. 2 maart 2022.

[20]  Visser, S., Strijker, D., Edzes, A. & Rijnks, R. (2019). Onderzoek Intergenerationele Armoede: Voortgangsrapportage 2017-2019.

[21] Fries Sociaal Planbureau (2022). Onderzoek in Noordwest-Friesland: mbo-geschoolden aanwinst voor brede welvaart.

Meer lezen in de rubriek armoede en schulden?


    Warning: Undefined array key -1 in /var/hpwsites/u_twindigital_html/website/html/webroot/sociaalbestekpremium.nl/wp-content/plugins/diziner-core/lib/TwinDigital/Diziner/Core/Post.php on line 965
  • Inzichten uit Drents kansencoach-project en onderzoek (copy)

    Vorige artikel

    Warning: Undefined array key 0 in /var/hpwsites/u_twindigital_html/website/html/webroot/sociaalbestekpremium.nl/wp-content/plugins/diziner-core/lib/TwinDigital/Diziner/Core/Post.php on line 928
  • Inzichten uit Drents kansencoach-project en onderzoek (copy)

    Volgende artikel

Sociaal Bestek is een uitgave van Virtùmedia.

Redactie

Yvet Bommeljé, voorzitter redactie
János Betkó, lid
Margaretha Buurman, lid
Marcel van Druenen, lid
Stan Verhaag, lid
Codrik van de Wetering, lid
Tea Keijl, eindredacteur
Thomas van Roijen, webredacteur
Email

Klantenservice

Virtùmedia
Postbus 595
3700 AN Zeist
+31 (0) 85 040 74 00
Email